ECLI:NL:CRVB:2019:2693
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Geen bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandeling; beoordeling van buitenwettelijk begunstigend beleid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 13 augustus 2019 in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 17 januari 2013 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige behandelingen. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvragen afgewezen, met het argument dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de kosten van tandheelkundige behandelingen een voorliggende, toereikende en passende voorziening is.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvragen van de appellant voor bijzondere bijstand niet konden worden toegewezen, omdat de Zvw in beginsel de kosten dekt. De Raad heeft ook overwogen dat er geen zeer dringende redenen waren om toch bijzondere bijstand te verlenen, zoals bedoeld in artikel 16 van de PW. De appellant had aangevoerd dat hij vanwege schulden niet aanvullend verzekerd was, maar de Raad oordeelde dat dit niet betekende dat er geen voorliggende voorziening was.
Het college hanteert een beleid waarbij, als iemand niet aanvullend verzekerd is, bijzondere bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een geldlening tot maximaal € 400,- per kalenderjaar. Dit beleid werd door de Raad als consistent toegepast erkend. De Raad heeft de hoger beroepen van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, evenals het verzoek om schadevergoeding.