Uitspraak
16.2783 WIA-PV
BESLISSING
24 december 2014. Dit leidt ertoe dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv op 24 december 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die met ingang van 24 december 2014 was stopgezet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de besluiten van het Uwv zorgvuldig waren voorbereid. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van appellante door het Uwv correct was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. De Raad wees erop dat de medische situatie van appellante in 2014 duidelijk verschilde van die in 2012, en dat de geselecteerde functies binnen haar belastbaarheid vielen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.