In deze zaak gaat het om de beoordeling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van appellante in het kader van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische informatie ondersteunt dat appellante in 2005 geen arbeidsbeperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek. De Svb had de aanvraag van appellante voor een ANW-uitkering afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de ANW. Appellante had in 2015 een aanvraag ingediend, maar de Svb stelde dat zij pas vanaf 1 januari 2010 arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat appellante in 2005 geen arbeidsbeperkingen had. De eerdere stelling van de Svb dat appellante vanaf 3 april 2005 arbeidsongeschikt was, is niet bindend voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad wijst erop dat de formele rechtskracht van een besluit alleen betrekking heeft op de rechtsgevolgen en niet op de oordelen die eraan ten grondslag liggen. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de aanvraag van appellante.