Uitspraak
17.7713 WIA
mr. Cadot verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.P.F. Oosterbos.
OVERWEGINGEN
2 augustus 2016 beëindigd. Vanaf deze datum komt appellante in aanmerking voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt teneinde in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering. Omdat aan het besluit van 24 mei 2016 geen medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag is gelegd, heeft dit onderzoek na het door appellante gemaakte bezwaar alsnog plaatsgevonden. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 6,31%. Bij besluit van 5 oktober 2016 is de
WIA-uitkering van appellante met ingang van 1 januari 2017 beëindigd. Appellante heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien af te wijken van het primaire verzekeringsgeneeskundig oordeel. Op 11 januari 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geselecteerde functies nog steeds geschikt geacht, zodat de mate van arbeidsongeschiktheid 6,31% is gebleven. Bij besluit van 20 januari 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
25 november 2014 van oogarts J.W.A. Vergeer en een brief van 6 maart 2019 van oogarts S.E. Loudon in het geding gebracht. Ten slotte voert appellante aan dat de voor haar geldende functies niet passend zijn.
BESLISSING
G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2019.