ECLI:NL:CRVB:2019:3127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- A.J. Schaap
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die als zelfstandige werkzaam was, ontving van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2012 bijstand in de vorm van een geldlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Na de beëindiging van haar bedrijf ontving zij vanaf 1 januari 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW).
Naar aanleiding van een melding van een fraudepreventiemedewerker dat appellante mogelijk samenwoont en muurschilderingen maakt, heeft het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van een ontvangen bedrag van € 45.000,- en andere relevante financiële feiten. Het college heeft daarop besloten om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij de consulent BBZ had geïnformeerd over de smartengelduitkering en dat de consulent niet opgeroepen had hoeven worden. De Raad oordeelt echter dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat de feiten en omstandigheden die appellante had moeten melden, van invloed zijn op haar recht op bijstand, en dat het college terecht heeft gehandeld.