Uitspraak
17.820 ZW
21 december 2016, 16/2153 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant, die als metaalbewerker werkte, meldde zich op 5 mei 2015 ziek na een bedrijfsongeval. Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts, werd appellant belastbaar geacht met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv weigerde vervolgens de ZW-uitkering te verlengen, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad beoordeelde of de arbeidsmogelijkheden van appellant correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan in de FML waren opgenomen. De verzekeringsartsen hadden voldoende gemotiveerd dat appellant na het ongeval fysiek verbeterd was en dat de psychische klachten, hoewel aanwezig, niet zodanig waren dat ze een belemmering vormden voor het verrichten van werk. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de belastbaarheid van een verzekerde na ziekte.