Uitspraak
17 4589 WIA
9 mei 2017, 16/3030 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P.G.L. van Veghel, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had eerder een besluit genomen op 25 augustus 2016, waartegen appellante bezwaar had gemaakt. Op 5 april 2019 heeft het Uwv besloten het bestreden besluit niet langer te handhaven, wat betekent dat het Uwv tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Vervolgens heeft mr. Van Veghel op 5 juni 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen en heeft besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De proceskosten zijn begroot op € 1.024,- voor de procedure in beroep en € 512,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.536,-. Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019.