ECLI:NL:CRVB:2019:3151

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
19/458 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. van Buren, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 18 juni 2019 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Vervolgens heeft mr. Van Buren op 20 augustus 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de zaak vervolgens gesloten.

De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 22,- in bezwaar, € 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de Raad de kosten van een rapport van de verzekeringsarts J.M.W.N. Derks toegewezen, die in totaal € 1.759,84 bedraagt. Ook zijn de reiskosten van appellante voor het bijwonen van de zitting en het medisch onderzoek vergoed, tot een bedrag van € 58,88. Het totaalbedrag dat het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedraagt € 3.376,72. Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Carlier, en is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 oktober 2019
19/458 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
18 december 2018, 18/2586 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.J. van Buren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 18 juni 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 20 augustus 2019 heeft mr. Van Buren namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 juni 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 22,- in bezwaar, € 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van het door de gemachtigde van appellante overgelegde rapport van verzekeringsarts J.M.W.N. Derks komt voor toewijzing in aanmerking. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 daarbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 126,47. Uit de door de gemachtigde van appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van Derks afgerond 11,5 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 1.759,84 (inclusief 21% BTW) bedraagt.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en voor het ondergaan van een medisch onderzoek bij de verzekeringsarts, komen tot een bedrag van € 58,88 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.376,72.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2019.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) L.R. Carlier

KS