ECLI:NL:CRVB:2019:3155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet melden van ontvangen bedragen als inkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 december 2018 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft bekrachtigd. Appellante ontving sinds 1 januari 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na haar verhuizing op 7 juli 2017 heeft het college inlichtingen ingewonnen en vastgesteld dat appellante inkomsten ontving uit giften van haar ex-echtgenoot en familie. Op 9 oktober 2017 heeft het college de bijstand van appellante ingetrokken en een bedrag van € 2.066,56 teruggevorderd, omdat zij deze inkomsten niet had gemeld. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de ontvangen bedragen als leningen moeten worden aangemerkt en daarom niet als middelen voor de bijstand kunnen worden beschouwd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de ontvangen bedragen, ongeacht hun kwalificatie als lening, boven de bijstandsnorm uitkomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de relevante periode bedragen heeft ontvangen die haar recht op bijstand uitsluiten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.