ECLI:NL:CRVB:2019:3217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Uwv om bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren wegens gebrek aan gronden
Op 2 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv bevoegd was om het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 23 mei 2017 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het bezwaarschrift geen gronden bevatte. De appellant had op 12 juli 2017 een bezwaarschrift ingediend, maar dit was incompleet en voldeed niet aan de eisen. Het Uwv had de appellant de kans gegeven om zijn bezwaarschrift aan te vullen, maar hij had hier niet op gereageerd. Hierdoor verklaarde het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk.
In hoger beroep heeft de appellant gesteld dat de uitspraak van de rechtbank onjuist was en dat het besluit van het Uwv niet correct was. Hij voerde aan dat hij alle benodigde gegevens had verstrekt, maar de Raad oordeelde dat het bezwaarschrift dat het Uwv had ontvangen geen gronden bevatte. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant zijn gronden van bezwaar niet tijdig had kenbaar gemaakt, ondanks de mogelijkheid die hem was geboden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en daarmee de beslissing van het Uwv om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een volledig bezwaarschrift met duidelijke gronden, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht.