Op 16 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/1323 WAJONG. Deze uitspraak betreft een hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2018. In eerste aanleg had de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Het Uwv had in dat besluit de Wajong-uitkering van appellante met 25% verlaagd voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 november 2016.
Echter, op 17 januari 2019 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het eerdere besluit van 29 september 2016 is ingetrokken en het bezwaar van appellante tegen de beslissing van 11 augustus 2016 alsnog gegrond is verklaard. Dit betekent dat het Uwv heeft besloten om appellante geen maatregel op te leggen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met deze gewijzigde beslissing volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, waardoor er geen geschil meer bestaat tussen partijen.
Gelet op het ontbreken van procesbelang heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.