ECLI:NL:CRVB:2019:3353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en boeteoplegging na ontruiming woning en verblijf in moskee
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zijn woning op 8 februari 2018 had moeten ontruimen, heeft in een gesprek op 20 april 2018 verklaard dat hij van 8 februari tot en met 29 maart 2018 in een moskee verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft naar aanleiding van deze melding een onderzoek ingesteld en heeft de bijstand van de appellant herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 477,77, omdat hij geen melding had gemaakt van de ontruiming en zijn verblijf in de moskee. Tevens is er een boete van € 230,- opgelegd wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en geoordeeld dat de appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De omstandigheden dat de appellant uit zijn huis is gezet en financiële problemen heeft, zijn door de rechtbank niet als dringende redenen aangemerkt om van boeteoplegging af te zien. In hoger beroep heeft de appellant geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere oordelen van de rechtbank zouden kunnen weerleggen. De Centrale Raad van Beroep heeft zich kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank en heeft de beslissing van het college bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.