ECLI:NL:CRVB:2019:3479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van geschiktheid voor arbeid en recht op ziekengeld na psychische klachten
Op 6 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich op 3 februari 2017 ziek gemeld met psychische klachten terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv werd appellante per 26 april 2017 geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid, wat leidde tot de conclusie dat zij geen recht meer had op ziekengeld. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze beslissing ongegrond.
De rechtbank Den Haag oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar psychische klachten, waaronder ADHD en depressieve klachten, niet correct waren beoordeeld en dat er geen deskundige was ingeschakeld om haar situatie te onderzoeken. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies zou ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante terecht geschikt was geacht voor haar functie als administratief medewerkster. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen, aangezien de artsen van het Uwv de belastbaarheid van appellante op zorgvuldige wijze hadden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan zonder veroordeling in proceskosten.