ECLI:NL:CRVB:2019:3494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
18/627 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WGA-loonaanvullingsuitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-loonaanvullingsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die eerder als regiomedewerker catering werkte, was sinds 27 juli 2011 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uwv had haar in 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar beëindigde deze in 2016 en stelde haar arbeidsongeschiktheid op 0%. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

In hoger beroep voerde appellante aan dat het Uwv ten onrechte haar uitkering had beëindigd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar GAF-score. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen op de datum in geding, 1 augustus 2016. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de geschiktheid van appellante voor de functies van productiemedewerker industrie, samensteller elektrotechnische apparatuur/wikkelaar en magazijnmedewerker voldoende was gemotiveerd. Het hoger beroep van appellante werd verworpen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling kon ondermijnen, en dat de GAF-score niet relevant was voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

18.627 WIA

Datum uitspraak: 7 november 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
19 december 2017, 16/3976 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.B.A. Verbeek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Verbeek. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is werkzaam geweest als regiomedewerker catering voor 12 uur per week. Voor dat werk is zij op 27 juli 2011 uitgevallen met psychische klachten. Bij besluit van 8 juli 2013 heeft het Uwv aan appellante met ingang van 24 juli 2013 een loongerelateerde
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld 100%.
1.2.
Bij besluit van 16 november 2015 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 24 februari 2016 beëindigd en aansluitend een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, onveranderd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. De ex-werkgever van appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en gesteld dat er geen actueel sociaal medisch onderzoek ten grondslag ligt aan het besluit.
1.3.
Hierop is na medisch en arbeidskundig onderzoek de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 100%. De ex-werkgever van appellante heeft hiertegen zijn zienswijze ingediend.
1.4.
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en het besluit van 16 november 2015 herroepen. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 0% en bepaald dat de
WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 1 augustus 2016 wordt beëindigd. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 april 2016 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2.1.
Appellante heeft beroep ingesteld. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader onderzoek verricht naar de medische situatie van appellante op 1 augustus 2016 (datum in geding). Deze arts is tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid van appellante juist is vastgesteld.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de psychische klachten, hypertensie, vochtproblemen in de benen, een vleesboom en kalknagels, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek. Volgens de rechtbank is er geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van appellante hebben gemist. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de medische belastbaarheid van appellante op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd.
2.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies van productiemedewerker industrie en samensteller elektrotechnische apparatuur/wikkelaar de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Voor de functie van samensteller kunststof- en rubberindustrie is dit anders. Deze functie kan niet aan de beoordeling ten grondslag worden gelegd. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond geacht en geoordeeld dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat aan appellante als vierde functie, de functie van magazijnmedewerker is voorgehouden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat deze functie geschikt is voor appellante, zodat de rechtbank deze functie bij de beoordeling heeft betrokken. Dit heeft geen invloed op de mediaanwaarde van de geselecteerde functies en leidt niet tot een voor appellante gunstiger resultaat. De rechtbank heeft daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar
WGA-loonaanvullingsuitkering ten onrechte heeft beëindigd. Er is volgens appellante onvoldoende rekening gehouden met haar GAF-score. Ter zitting heeft appellante nog aangevoerd dat haar situatie alleen maar is verslechterd en dat dit in 2016 ook al het geval was.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
4.2.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoet aan de zorgvuldigheidseisen die hiervoor gelden. De overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid worden volledig onderschreven.
4.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend en inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om verdergaande beperkingen aan te nemen op de datum in geding van 1 augustus 2016. Appellante wordt niet gevolgd in wat zij heeft aangevoerd over de GAF-score. Het GAF-systeem is bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor een beoordeling van het beloop daarvan; het is niet bedoeld om daarmee beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen, dan wel om de arbeidsongeschiktheid te beoordelen (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 30 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3137). Aan de vermelde GAF-score kan daarom niet de waarde worden gehecht die appellante eraan gehecht wenst te zien. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt voorts dat zij de informatie van de behandeld sector bij hun beoordeling hebben betrokken. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die aanknopingspunten biedt om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Daarbij wordt betrokken dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd is uiteengezet dat en waarom in 2016 geen aanleiding bestaat om van een toename van beperkingen voor arbeid uit te gaan. Er is een knik van het functioneren waar te nemen na een incident in de huiselijke sfeer op 25 maart 2017, maar dat is na de datum in geding en is daarom niet van betekenis voor de voorliggende beoordeling. In de aanwezige gegevens is geen grond gelegen om aan de juistheid van dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
4.4.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de geschiktheid van appellante voor de functies van productiemedewerker industrie, samensteller elektrotechnische apparatuur/wikkelaar en magazijnmedewerker afdoende is gemotiveerd door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
5. De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2019.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D.S. Barthel