ECLI:NL:CRVB:2019:3554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C.E. Siebenga-Moggré, heeft hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 19 januari 2016. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt na een verzoek van de appellant om vergoeding van proceskosten en schade. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal meer dan vijf jaar heeft geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan een jaar. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 2.541,46 en de Staat tot betaling van € 1.500,- als schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van wettelijke rente toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.