Uitspraak
18.651 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant. Appellant, die als productiemedewerker werkte, meldde zich op 27 februari 2012 ziek vanwege lage rugklachten en pijn in zijn linker onderbeen. Na afloop van de wachttijd werd vastgesteld dat hij per 24 februari 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 3 juli 2015, ditmaal met rugklachten en klachten door een blaastumor. Het Uwv concludeerde op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) dat appellant per 13 september 2016 geschikt was voor de functie van inpakker, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek had verricht en onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak, oordelend dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende onderbouwd was en dat er geen aanleiding was voor aanvullende beperkingen. De Raad concludeerde dat appellant per 13 september 2016 geschikt was voor de eerder geselecteerde functies, en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de criteria voor het vaststellen van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Ziektewet en de Wet WIA.