ECLI:NL:CRVB:2019:361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de medewerkingsverplichting leidt tot opschorting en intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij appellanten sinds 1 januari 2010 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft op 23 september 2015 het recht op AIO-aanvulling van appellanten opgeschort, omdat zij de gevraagde CIN-nummers niet hadden overgelegd. Later, op 6 november 2015, heeft de Svb de AIO-aanvulling ingetrokken. Het bezwaar tegen deze intrekking werd door de Svb gegrond verklaard, maar de Svb heeft op 29 augustus 2016 opnieuw besloten om de AIO-aanvulling in te trekken, omdat appellanten wederom niet hadden meegewerkt aan een controleonderzoek in Marokko.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 15 januari 2019 geoordeeld dat de Svb terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot opschorting en intrekking van de AIO-aanvulling. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten hun medewerkingsverplichting hebben geschonden door de gevraagde CIN-nummers niet te overleggen. De Raad heeft eerder in een uitspraak van 26 maart 2018 al geoordeeld dat appellanten onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek naar vermogen in Marokko. De Raad heeft benadrukt dat er geen rechtsregel is die de Svb verbiedt om opnieuw om dezelfde medewerking te vragen, zelfs na eerdere besluiten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.