ECLI:NL:CRVB:2019:3647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor hypotheekkosten van verhuurde woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, een ZZP-er, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de hypotheeklasten van haar koopwoning, die zij verhuurde. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Berg en Dal, omdat de hypotheeklasten voortvloeiden uit de keuze van appellante om niet in haar koopwoning te wonen en deze aan te houden als spaarpotje voor haar pensioen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de kosten noodzakelijk waren, omdat zij de woning niet kon verkopen zonder restschuld, wat schadelijk zou zijn voor haar als zelfstandige. De Raad overwoog dat de kosten voor de hypotheeklasten geen noodzakelijke kosten van bestaan zijn, aangezien appellante niet in de koopwoning woont. De bijzondere bijstand is niet bedoeld voor kosten die verband houden met het aanhouden van een woning waarin de betrokkene niet zelf woont. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend en dat kosten die niet direct verband houden met de woonlasten van de aanvrager niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.