ECLI:NL:CRVB:2019:3681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als editor werkte, had zich op 28 januari 2010 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar de appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid was verslechterd en dat hij recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de psychische beperkingen van de appellant.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet correct was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de psychische klachten van de appellant niet duurzaam waren en dat er geen recht op een IVA-uitkering bestond. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die aanleiding gaf tot een ander oordeel. De Raad concludeerde dat de appellant niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. De Raad heeft de argumenten van de appellant niet gevolgd en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.