ECLI:NL:CRVB:2019:3721

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
17/6135 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de grond dat hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De rechtbank had de afwijzing van het Uwv bevestigd, en appellant ging hiertegen in hoger beroep.

Appellant, geboren in 1991, had letsel opgelopen aan zijn linkeroog en stelde dat hij geen arbeidsvermogen had. Het Uwv had echter rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige die concludeerden dat appellant wel degelijk arbeidsvermogen had. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn standpunt onderbouwde.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen. De Raad concludeerde dat appellant in staat was om bepaalde taken uit te voeren, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6135 WAJONG

Datum uitspraak: 21 november 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 augustus 2017, 17/848 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.F. van Es, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2019. Voor appellant is mr. drs. J. Wouters verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1991, heeft met een op 20 januari 2016 door het Uwv ontvangen formulier een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Bij zijn aanvraag heeft appellant gemeld dat hij op 23 maart 2010 letsel heeft opgelopen aan zijn linkeroog, met als gevolg dat hij met zijn linkeroog niets kan zien. Bij zijn aanvraag heeft appellant informatie uit de behandelend sector overgelegd.
1.2.
Bij besluit van 22 juni 2016 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet is aan te merken als jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 1A van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Dit besluit is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
1.3.
Bij besluit van 23 januari 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 22 juni 2016 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 januari 2017 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 januari 2017 ten grondslag. In deze rapporten is geconcludeerd dat appellant arbeidsvermogen heeft.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft in wat appellant heeft aangevoerd geen reden gezien te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennisgenomen van de medische informatie van de behandelaars van appellant en deze bij de beoordeling betrokken. Niet is gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellant. Er bestond dan ook onvoldoende aanleiding om verdere informatie in te winnen. Appellant heeft zelf verder geen nieuwe medische informatie overgelegd die doet twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2.2.
De stelling van appellant dat hij niet in staat is om één uur aaneengesloten te werken en dat hij niet vier uur per dag belastbaar is, heeft hij niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. Deze stelling legt daarom onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het gemotiveerde oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2.3.
Dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikt heeft hij eveneens niet met stukken onderbouwd. Daar staat tegenover dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom appellant wel over deze vaardigheden beschikt. Appellant heeft in de praktijk laten zien dat hij onderwijs heeft kunnen volgen, waaruit kan worden afgeleid dat hij op tijd kan komen en dat hij een opdracht kan begrijpen, onthouden en uitvoeren. Hij wordt daarom in staat geacht instructies van de werkgever te kunnen begrijpen, onthouden en uit te voeren alsmede afspraken met de werkgever na te komen.
2.4.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zich in hun rapporten gemotiveerd op het standpunt hebben gesteld dat appellant arbeidsvermogen heeft, zodat het Uwv de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn visusklachten, cognitieve en energetische klachten alsmede met zijn stemmingsklachten en persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een depressieve stoornis en/of angststoornis. Hierdoor heeft appellant geen arbeidsvermogen. Hij is niet in staat een taak uit te voeren. Evenmin kan appellant één uur aaneengesloten werken. Hij is niet vier uur per dag belastbaar en hij heeft geen basale werknemersvaardigheden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden volledig en voldoende gemotiveerd besproken. De Raad onderschrijft de overwegingen en het oordeel van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Daar wordt het volgende aan toegevoegd.
4.2.
Ook in hoger beroep heeft appellant geen nieuwe medische informatie overgelegd ter onderbouwing van zijn grond dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Daar staat tegenover dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk en toereikend hebben gemotiveerd waarom appellant wel arbeidsvermogen heeft. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft namelijk ook nog gerapporteerd dat appellant zelfstandig in staat is zijn huishouden te voeren, zodat hij geschikt moet worden geacht om zelfstandig een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren. Daarbij zijn drie taken geselecteerd die appellant zou kunnen doen. De taak van het vullen van een afwasmachine in de afwaskeuken van een verzorgingshuis is voorspelbaar, heeft geen hoog handelingstempo en kent geen veelvuldige productiepieken of deadlines. Voor deze taak is volgens de taakomschrijving een uitstekende visus niet vereist, terwijl zijn gezichtsscherpte wegens de ongestoorde visus van het rechteroog ook niet zodanig is verminderd dat daardoor het pakken en verplaatsen van vaatwerk niet mogelijk zou zijn. Ook bij de twee andere taken, het verzendklaar maken van goederen en het afbramen van rubber onderdelen, wordt rekening gehouden met de beperkingen van appellant en is toereikend gemotiveerd dat de beperkingen niet worden overschreden.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2019.
(getekend) R.E. Bakker
De griffier is verhinderd te ondertekenen.