ECLI:NL:CRVB:2019:3721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de grond dat hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De rechtbank had de afwijzing van het Uwv bevestigd, en appellant ging hiertegen in hoger beroep.
Appellant, geboren in 1991, had letsel opgelopen aan zijn linkeroog en stelde dat hij geen arbeidsvermogen had. Het Uwv had echter rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige die concludeerden dat appellant wel degelijk arbeidsvermogen had. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn standpunt onderbouwde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen. De Raad concludeerde dat appellant in staat was om bepaalde taken uit te voeren, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.