ECLI:NL:CRVB:2019:3828

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
19-1879 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem over de intrekking van bijstand en de terugvordering van kosten van verleende bijstand. Het college had op 7 augustus 2018 besloten om de bijstand van appellante in te trekken, en de termijn voor het indienen van bezwaar tegen dit besluit verstreek op 18 september 2018. Appellante stelde dat zij haar bezwaarschrift op 15 augustus 2018 per gewone post had verzonden, maar het college ontkende dit en stelde dat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn was ontvangen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij tijdig een bezwaarschrift had ingediend, ondanks haar beroep op eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Hierdoor werd het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan.

Uitspraak

19.1879 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2019, 18/5576 en 18/5577 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 26 november 2019
Zitting heeft: A. Stehouwer, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: L. Hagendijk
Namens appellante is verschenen mr J. Eliya. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G. Wormgoor.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft bij besluit van 7 augustus 2018 de bijstand van appellante ingetrokken en de kosten van verleende bijstand van haar teruggevorderd.
Niet in geschil is dat de termijn voor het maken van bezwaar tegen het besluit van 7 augustus 2018 is verstreken op 18 september 2018.
In geschil is uitsluitend of appellante haar bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Appellante stelt dat zij haar bezwaarschrift op 15 augustus 2018 per gewone post heeft verzonden. Het college ontkent binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift te hebben ontvangen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante, tegenover de betwisting door het college, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Ook in hoger beroep ontbreekt daarvoor toereikend feitelijk bewijs. De door appellante ingeroepen rechtspraak van de Hoge Raad (arresten van 20 mei 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AT5917) en
15 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4416)) kan haar niet baten, al omdat in dit geval rechtmatige bekendmaking van het besluit van 7 augustus 2018 vaststaat en verder niet is gebleken dat appellante haar tegen dat besluit gerichte bezwaarschrift daadwerkelijk ter post heeft bezorgd.
Het college heeft dan ook op goede gronden beslist dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L. Hagendijk (getekend) A. Stehouwer