ECLI:NL:CRVB:2019:3839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J. Smolders
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van loonaanvullingsuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de loonaanvullingsuitkering van appellant, die zich op 2 april 2009 ziek meldde als gevolg van lichamelijke klachten. Appellant ontving vanaf 29 maart 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na afloop van deze periode heeft het Uwv de loonaanvullingsuitkering per 12 december 2014 beëindigd. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant stelde dat hij niet in staat was om zijn maatgevende arbeid als administratief medewerker te verrichten, en dat zijn medische beperkingen niet correct waren ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft het deskundigenrapport van M.M. Wolff-Van der Ven, die als onafhankelijke deskundige was benoemd, in overweging genomen. De deskundige concludeerde dat de belastbaarheid van appellant in de FML van 13 oktober 2014 onvoldoende rekening hield met zijn lichamelijke en psychische klachten. Na herbeoordeling werd de FML aangepast, maar de arbeidsdeskundige concludeerde dat appellant alsnog geschikt was voor zijn maatgevende functie. De Raad oordeelde dat het Uwv de beëindiging van de uitkering terecht had doorgevoerd, maar dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, maar met verbetering van gronden en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.