ECLI:NL:CRVB:2019:3903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de geschiktheid van functies voor appellant met schouder- en psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die als kok heeft gewerkt, had een WIA-uitkering aangevraagd vanwege schouder- en elleboogklachten. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat appellant beperkingen had, maar geen reden gezien om een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was. De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische gronden waren voor het aannemen van meer beperkingen dan vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 juni 2018. De psychische belastbaarheid van appellant werd niet als beperkt beschouwd, ondanks de ingediende rapporten van verzekeringsarts Donkers en een psychodiagnostisch onderzoek.
De Raad heeft vastgesteld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.