In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een eigenrisicodrager in het kader van de Wet WIA. De appellante, een N.V., heeft een verzoek ingediend voor een IVA-uitkering voor een werkneemster die sinds 2006 met psychische klachten is uitgevallen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er op de datum van het verzoek, 28 april 2015, een meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid van de werkneemster bestond. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de werkneemster niet duurzaam was. De Raad heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in deze procedure met ruim twee maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- aan de werkneemster, te betalen door de Staat der Nederlanden. De proceskosten van de werkneemster worden ook vergoed tot een bedrag van € 256,-.