Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
achtste lid, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting om het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid niet te belemmeren door gedrag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, waarbij een maatregel werd opgelegd op zijn bijstandsverlening. Appellant ontving sinds 16 september 2010 bijstand, maar het college stelde dat hij door zijn gedrag het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid had belemmerd. Dit leidde tot een verlaging van zijn bijstand met 100% gedurende één maand, die vervolgens over drie maanden werd verspreid. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellant dat hij de bezwaartermijn niet had overschreden, omdat hij het besluit niet had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar pas op 12 april 2017 was aangevangen, waardoor appellant tijdig bezwaar had gemaakt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, herroepte de maatregel en veroordeelde het college tot vergoeding van de kosten van appellant.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van het bestuursorgaan bij het aannemelijk maken van de verzending van besluiten en de noodzaak van een deugdelijke verzendadministratie. De Raad oordeelde dat het college niet had aangetoond dat appellant door zijn gedrag het verkrijgen van werk had belemmerd, waardoor de maatregel niet gerechtvaardigd was.