ECLI:NL:CRVB:2019:3959

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
17/7878 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten fysiotherapie en de toepassing van de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 7 november 2017. De appellant, woonachtig in Canada, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten van fysiotherapie, welke door het college van burgemeester en wethouders van Langedijk was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening geldt, zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet (PW).

De Centrale Raad oordeelde dat de Zvw en de daarop gebaseerde regeling een voorliggende voorziening zijn en dat het recht op bijstand zich niet uitstrekt tot kosten die als niet noodzakelijk zijn aangemerkt in de voorliggende voorziening. De Raad benadrukte dat er een bewuste keuze was gemaakt om de eerste twintig behandelingen niet voor vergoeding in aanmerking te brengen onder het basispakket van de Zvw. De stelling van de appellant dat de kosten noodzakelijk waren, op basis van een verwijzingsbrief van de specialist, werd niet relevant geacht in het licht van de gemaakte keuze in de Zvw.

Daarnaast werd vastgesteld dat de appellant geen zeer dringende redenen had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat er toch bijzondere bijstand zou moeten worden verleend. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer de beslissing ondertekenden.

Uitspraak

17.7878 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 7 november 2017, 17/428 en 17/2808 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Canada (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Langedijk (college)
Datum uitspraak: 3 december 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: I.A. Siskina
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door O.H. Stom.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat om twee afwijzingen van aanvragen om bijzondere bijstand voor kosten van fysiotherapie. Het college heeft de aanvragen afgewezen omdat sprake is van een voorliggende voorziening en niet gebleken is van een zeer dringende reden om alsnog bijstand toe te kennen.
Met betrekking tot de kosten voor fysiotherapie is – zo is niet geschil – de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regeling Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet (PW). Op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de PW strekt het recht op bijstand zich niet uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien in de voorliggende voorziening de bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van die kosten kan het bijstandverlenend orgaan daar in beginsel geen bijzondere bijstand voor toekennen. In dit geval is er een bewuste keuze gemaakt door de eerste twintig behandelingen niet voor vergoeding in aanmerking te brengen onder het basispakket.
De omstandigheid dat - zoals appellant stelt - de kosten noodzakelijk waren, gelet op de verwijzingsbrief van de specialist, is gelet op het voorgaande niet van belang. Vanwege de bewuste keuze om de eerste twintig behandelingen uit te sluiten, bestaat voor het college geen ruimte om de aangevraagde bijzondere bijstand toe te kennen. De enkele omstandigheid dat appellant stelt dat hij zich niet aanvullend heeft kunnen verzekeren doet er niet aan af dat er sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de PW.
Appellant heeft geen zeer dringende redenen gesteld in de zin van artikel 16 van de PW. Het beroep daarop gaat niet op.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) I.A. Siskina (getekend) P.W. van Straalen