ECLI:NL:CRVB:2019:3979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand met betrekking tot vermogensgrens en schulden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die volgens het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek beschikten over vermogen dat de vastgestelde vermogensgrens overschreed. De te beoordelen periode voor deze zaak is beperkt tot 7 juli 2017 tot en met 28 juli 2017. Appellanten hebben aangevoerd dat zij schulden hebben die hun vermogen onder de vrij te laten grens zouden brengen. Echter, de Raad oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze schulden bestaan, dat ze opeisbaar zijn en dat er een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting is. De overgelegde schuldverklaring biedt onvoldoende bewijs voor een concrete terugbetalingsverplichting.
Daarnaast hebben appellanten gesteld dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelt dat de omstandigheden die zijn aangevoerd niet leiden tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. De lange periode zonder bijstand is het gevolg van de intrekking en niet van de terugvordering. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de gronden van appellanten af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.