ECLI:NL:CRVB:2019:3990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder werkzaam was als productiemedewerker in de pluimvee-verwerkende industrie, had zich ziek gemeld na een bedrijfsongeval en was van mening dat zijn medische situatie niet correct was beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat de informatie van de GZ-psycholoog en psychiater die appellant in hoger beroep had overgelegd, geen aanleiding gaf om verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies voldoende was gemotiveerd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsartsen ten onrechte alleen rekening hadden gehouden met de diagnose PTSS en niet met de depressieve stoornis die door zijn behandelend psychiater was gesteld. Hij betwistte ook de geschiktheid voor de functies van inpakker en productiemedewerker, omdat hij meende dat zijn medicijngebruik en fysieke beperkingen dit onmogelijk maakten. De Raad oordeelde dat de gronden van appellant grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten en onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.