ECLI:NL:CRVB:2019:4023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld met cardiale klachten, had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar deze werd beëindigd omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Het Uwv had de appellant ook geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had de besluiten van het Uwv in eerdere uitspraken bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms, en dat de medische bevindingen van de artsen van het Uwv niet onjuist waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het Uwv en de rol van medische deskundigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.