ECLI:NL:CRVB:2019:4096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en niet melden van inschrijving in het handelsregister
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, woonachtig in Engeland, ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW). De zaak draait om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Dit zou zijn gebeurd door geen melding te maken van zijn inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, het verhuren van zijn woning via Airbnb en zijn verblijf in het buitenland.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant vanaf 1 november 2008 bijstand ontving, maar dat zijn partner op 4 oktober 2015 naar het buitenland was geëmigreerd. De appellant heeft in deze periode geen melding gemaakt van zijn inschrijving bij de KvK, waaruit blijkt dat hij een onderneming had. De Raad oordeelt dat de inschrijving bij de KvK relevant is voor de bijstandsverlening en dat de appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak.
De Raad concludeert dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat niet kan worden vastgesteld of de appellant recht had op bijstand. De Raad wijst erop dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij recht had op volledige of aanvullende bijstand. De terugvordering van de bijstandsuitkering wordt eveneens bevestigd, omdat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.