ECLI:NL:CRVB:2019:412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op IVA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen. Appellant, die sinds 2003 arbeidsongeschikt is, heeft in 2015 een herbeoordeling ondergaan waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 100% werd vastgesteld, maar het Uwv oordeelde dat deze niet duurzaam was. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant op 3 juni 2015 niet duurzaam was. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat er geen behandelmogelijkheden meer zijn, niet overtuigend geacht. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat er nog behandelmogelijkheden zijn die tot verbetering kunnen leiden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.