ECLI:NL:CRVB:2019:4123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant, die als monteur klimaatbeheersing werkte, heeft zich ziek gemeld na een hartinfarct en is in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is in eerste instantie vastgesteld op 40,78%, maar na bezwaar is deze herzien naar 41,25% en later naar 43,09%. Tijdens het hoger beroep heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw gewijzigd naar 49,82%, wat als een nader gewijzigd besluit wordt beschouwd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bestreden besluit 3 niet geheel tegemoetkomt aan de bezwaren van appellant, en dat dit besluit in de beoordeling moet worden betrokken. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak voor zover deze is aangevochten en verklaart het beroep tegen het besluit van 8 februari 2017 gegrond, terwijl het beroep tegen het besluit van 18 juni 2019 ongegrond wordt verklaard. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.470,63 bedragen.