ECLI:NL:CRVB:2019:4207

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
17-3331 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de vrijwillige Anw-verzekering en beëindiging verplichte verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft, had een verzoek ingediend voor deelname aan de vrijwillige Anw-verzekering. Dit verzoek werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) afgewezen, omdat de appellant in het jaar voorafgaand aan het einde van de verplichte verzekering niet onafgebroken verplicht verzekerd was. De Svb ging uit van een einde van de verplichte verzekering op 28 november 2014, met een niet-verzekerde periode tussen 4 juli 2014 en 8 augustus 2014.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Echter, de Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek van de appellant om deelname aan de vrijwillige Anw-verzekering moet worden aangemerkt als betrekking hebbend op het einde van de verplichte verzekering op 4 juli 2014. De Raad heeft bepaald dat de appellant met ingang van deze datum wordt toegelaten tot de vrijwillige verzekering, die eindigt op 8 augustus 2014. Tevens kan de appellant zich opnieuw vrijwillig verzekeren voor het resterende deel van de tien jaar, zoals bepaald in de Anw.

De Centrale Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de Svb opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het standpunt dat ter zitting is ingenomen. De Raad heeft ook bepaald dat de Svb het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken.

Uitspraak

17.3331 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2017, 16/1320 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Zitting hebben: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, A. van Gijzen en T.L. de Vries
Griffier: B.V.K. de Louw
Ter zitting zijn verschenen: de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W. van den Berg. Appellant is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 januari 2016;
  • draagt de Svb op om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van het ter zitting door de Svb ingenomen standpunt;
  • bepaalt dat de Svb het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 170,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant, die de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit had, heeft in verband met zijn aanvraag voor een remigratie-uitkering afstand gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit op
3 juli 2014. Vervolgens heeft appellant een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking “wedertoelating” aangevraagd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Deze verblijfsvergunning is afgegeven voor de periode vanaf 8 augustus 2014 tot en met
7 februari 2015. Op 27 november 2014 is appellant naar Marokko geremigreerd. Op
20 april 2015 heeft appellant een aanvraag voor de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) gedaan.
2. Bij besluit van 3 juni 2015 is het verzoek om deelname aan de vrijwillige Anw-verzekering afgewezen, omdat appellant in het jaar voorafgaande aan het einde van de verplichte verzekering niet onafgebroken verplicht verzekerd is geweest. Hierbij is de Svb uitgegaan van het einde van de verplichte verzekering op 28 november 2014 en een niet verzekerde periode tussen 4 juli 2014 en 8 augustus 2014. Bij beslissing op bezwaar van 27 januari 2016 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 3 juni 2015 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4.1.
Naar aanleiding van vragen van de Raad heeft de Svb ter zitting het standpunt ingenomen dat het verzoek van appellant om deelname aan de vrijwillige Anw-verzekering wordt aangemerkt als betrekking hebbend op het einde van de verplichte verzekering op 4 juli 2014. Met inachtneming van artikel 63a, eerste lid, van de Anw wordt appellant toegelaten tot de vrijwillige verzekering met ingang van 4 juli 2014 en eindigt deze op 8 augustus 2014. Vervolgens kan appellant zich op grond van het tweede lid van artikel 63a van de Anw opnieuw vrijwillig verzekeren voor het resterende deel van de tien jaar.
4.2.
Dit betekent dat het bestreden besluit niet wordt gehandhaafd. Omdat de Raad de zaak niet zelf kan afdoen, zal de Svb een nieuwe beslissing moeten nemen met inachtneming van wat onder 4.1 is opgenomen.
5. Van voor vergoeding in aanmerking te nemen proceskosten is niet gebleken.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) B.V.K. de Louw (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum