ECLI:NL:CRVB:2019:4224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet gemeld bezit van onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de Centrale Raad van Beroep inzake de intrekking en terugvordering van bijstand. Appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, aangevuld met een ouderdomspensioen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de bijstandsverlening overgenomen en vastgesteld dat appellanten onterecht bijstand ontvingen omdat zij niet hebben gemeld dat zij onroerend goed bezitten in Turkije. Dit werd ontdekt na een anonieme melding en een daaropvolgend onderzoek door de Svb. De Svb heeft de AIO-aanvulling van appellanten ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat het bezit van onroerend goed de grens van het vrij te laten vermogen overschreed.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat het onderzoek in Turkije onrechtmatig was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen regels zijn die vereisen dat bewijs dat door Nederlandse bestuursorganen is verkregen, ook naar Turks recht rechtmatig moet zijn. De Raad bevestigt dat het gebruik van het bewijs niet in strijd is met internationaal recht en dat de enkele stelling van appellanten over de onrechtmatigheid van het bewijs onvoldoende is om het hoger beroep te doen slagen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.