ECLI:NL:CRVB:2019:4226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde vakantiewoning in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 15 mei 2003 tot en met 31 augustus 2007 en vanaf 22 augustus 2009 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Appellant heeft verzuimd om een vakantiewoning in Turkije te melden, wat leidde tot een onderzoek door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Na het indienen van een wijzigingsformulier, waarin appellant zijn werkzaamheden meldde, gaf hij aan dat hij vergeten was zijn vakantiewoning te vermelden. Het college heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar de waarde van de woning, wat resulteerde in een taxatie van € 40.000,-. Op basis van deze informatie heeft het college de bijstand herzien en teruggevorderd, omdat appellant beschikte over vermogen boven de vrij te laten grens.
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat het onderzoek in Turkije in strijd met de lokale wetgeving is uitgevoerd en dat hij zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij op 15 juni 2016 melding heeft gemaakt van de woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het bewijs rechtmatig is verkregen en dat appellant wel degelijk zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De opgelegde boete van € 1.183,80 wordt ook als evenredig beschouwd, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden van appellant. De uitspraak bevestigt dat de intrekking en terugvordering van de bijstand terecht zijn gedaan.