ECLI:NL:CRVB:2019:4247

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/542 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2017. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit van het Uwv hield in dat appellant met ingang van 2 december 2016 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb).

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. Appellant had zijn standpunt onvoldoende onderbouwd met medische stukken die betrekking hebben op de datum in geding. De rechtbank had overtuigend gemotiveerd waarom de beroepsgronden van appellant niet slagen en had terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.

De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid van appellant juist was. Appellant had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat was om uren achtereen te zitten en dat zijn concentratie- en tilvermogen ernstig beperkt waren. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

18.542 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2017, 17/2398 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Zitting heeft: mr. T. Dompeling, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: E. de Jong
Ter zitting zijn verschenen: appellant, bijgestaan door mr. J.A.H. van Marwijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 23 mei 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing gehandhaafd dat appellant met ingang van 2 december 2016 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Dat is de uitkomst van een zogenoemde eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb).
Tussen partijen is met name in geschil of de beperkingen van appellant juist zijn vastgesteld.
Er is geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant voldoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid van appellant. Het standpunt van appellant dat hij niet in staat is om uren achtereen te zitten, zijn concentratie- en tilvermogen ernstig beperkt zijn en dat hij in aanmerking dient te komen voor een urenbeperking heeft hij onvoldoende onderbouwd met medische stukken die betrekking hebben op de datum in geding. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de aangevallen uitspraak worden onderschreven.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. de Jong (getekend) mr. T. Dompeling