ECLI:NL:CRVB:2019:4265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WAO-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die sinds 1986 uitgevallen is door rug- en heupklachten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij al voor 2009 beperkt was door een psychisch ziektebeeld, maar de Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen argumenten zijn om aan te nemen dat appellant voor 2009 psychische klachten had die zijn functioneren beperkten. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met ongeveer negen maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,-. De overschrijding is geheel aan de bestuursrechter toe te schrijven, aangezien het Uwv tijdig heeft gehandeld. De Raad veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van deze schadevergoeding en tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep, begroot op € 256,-.