ECLI:NL:CRVB:2019:428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
18/6225 PW-VV-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Verzoeker had eerder bij het college van burgemeester en wethouders van Leiden een bijstandsuitkering aangevraagd, welke op 22 maart 2018 was ingetrokken. Dit gebeurde na een huisbezoek dat verzoeker niet volledig had meegewerkt. De rechtbank Den Haag had het beroep tegen deze intrekking ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker ging in hoger beroep en vroeg opnieuw om een voorlopige voorziening, omdat hij sinds de intrekking van de bijstand geen inkomsten had en een huurachterstand dreigde te ontstaan.

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen gekeken naar de spoedeisendheid van het verzoek. Verzoeker stelde dat hij een aanzienlijk financieel belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij zonder bijstand in financiële problemen verkeerde. Echter, ter zitting bleek dat het college inmiddels een voorschot van 90% van de bijstandsnorm had verstrekt, waardoor verzoeker geen actueel spoedeisend belang meer had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet in een zodanig zwaarwegend belang verkeerde dat hij de behandeling van de bodemprocedure niet kon afwachten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier en de voorzieningenrechter hebben de beslissing ondertekend.

Uitspraak

18/6225 PW-VV-PV
Datum uitspraak: 17 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Proces verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
Zitting heeft: F. Hoogendijk
Griffier: S.H.H. Slaats
Ter zitting is verzoeker verschenen, bijgestaan door mr. M.J. de Jongh, advocaat.
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 3 april 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 27 juni 2018 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand die aan verzoeker op grond van de Participatiewet (PW) was verleend, ingetrokken met ingang van 22 maart 2018. Hieraan ligt het standpunt van het college ten grondslag dat verzoeker niet volledig heeft meegewerkt aan een noodzakelijk geacht huisbezoek op 22 maart 2018. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij uitspraak van 8 november 2018, 18/4750 en 18/6806 het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2. In hoger beroep heeft verzoeker zich tegen deze uitspraak gekeerd, voor zover deze de ongegrondverklaring van het beroep betreft, en tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.
3. Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb, kan, indien, tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Namens verzoeker is aangevoerd dat het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het feit dat hij sinds 22 maart 2018 geen inkomsten heeft, waardoor een aanzienlijke huurachterstand is ontstaan en ontruiming dreigt. Ter zitting heeft verzoeker uiteengezet dat een ontruiming mogelijk is af te wenden indien hem weer bijstand, althans een voorschot daarop, wordt verstrekt.
5. Verzoeker heeft op 5 december 2018 een nieuwe aanvraag om bijstand gedaan. Het college heeft naar aanleiding daarvan inmiddels een voorschot verstrekt van 90% van de voor verzoeker toepasselijke norm, zijnde € 781,17.
6. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat verzoeker zal meewerken aan een in het kader van de nieuwe aanvraag af te leggen huisbezoek, en dat het college de behandeling van de aanvraag op korte termijn zal afronden.
7. Gelet op wat onder 5 en 6 is overwogen heeft verzoeker geen actueel financieel spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Deze zou, zoals verzoeker ter zitting heeft bevestigd, bestaan uit het voortzetten van de bijstand in de vorm van het verstrekken van voorschotten, waarin het college echter al voorziet.
8. Voorts is ook op andere wijze niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier, De voorzieningenrechter,
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) F. Hoogendijk
md