ECLI:NL:CRVB:2019:4286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand door detentie echtgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, die samen met haar echtgenoot sinds 10 februari 2010 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter compensatie van een inkomstenterugval. Dit was het gevolg van een verlaging van de bijstandsnorm naar 50% voor gehuwden met één kostendeler, omdat haar echtgenoot sinds 15 september 2016 in detentie verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Huizen had de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de aanvraag van appellante in wezen gericht was op het verkrijgen van bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, wat niet de bedoeling is van bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is bedoeld voor andere kosten dan de algemene bestaanskosten. De Raad heeft eerder in vergelijkbare uitspraken benadrukt dat er een strikt onderscheid bestaat tussen algemene en bijzondere bijstand. De omstandigheid dat de echtgenoot van appellante gedetineerd was, verandert hier niets aan. De Raad concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.