ECLI:NL:CRVB:2019:4302
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en niet-ontvankelijkheid beroep wegens te late betaling griffierecht
Op 11 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de weigering van het Uwv om appellante met ingang van 11 september 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante het griffierecht te laat had betaald. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het griffierecht inmiddels was voldaan en verzocht om inhoudelijke behandeling van haar zaak. Tijdens de zitting werd door haar broer, A. Sari, bijgestaan. Het Uwv was niet aanwezig.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante het griffierecht niet tijdig had betaald, ondanks herinneringen van de rechtbank. De Raad stelde vast dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat appellante redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. Daarom werd het beroep van appellante opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.