ECLI:NL:CRVB:2019:4308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante na medische beoordelingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante heeft zich op 4 januari 2011 ziek gemeld na een auto-ongeluk en is sindsdien in verschillende fases beoordeeld op haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante per 31 december 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van haar WIA-uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist waren.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en heeft zij verzocht om de benoeming van deskundigen. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens neuroloog dr. E.M.H. van den Doel en psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundigen benoemd. Beide deskundigen hebben rapporten uitgebracht waarin zij de medische situatie van appellante hebben beoordeeld. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om de conclusies van de deskundigen te betwisten en dat het Uwv de beperkingen van appellante op juiste wijze heeft vastgesteld.
De Raad heeft de hoger beroepen van appellante afgewezen en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Wel is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in het hoger beroep. De uitspraak bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en stelt dat de WIA-uitkering van appellante terecht is ingetrokken per 31 oktober 2016.