ECLI:NL:CRVB:2019:441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
18/2300 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die sinds 2007 een uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid door psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellant tegen de beëindiging van zijn uitkering ongegrond verklaarde. De rechtbank had een deskundige benoemd, psychiater F.B. van der Wurff, die de arbeidsongeschiktheid van appellant had beoordeeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht de conclusies van de deskundige heeft gevolgd, aangezien deze zijn rapporten als inzichtelijk en consistent heeft beoordeeld. De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn, uitgaande van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de deskundige is opgesteld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen neuropsychologisch onderzoek heeft gelast en dat het deskundigenrapport niet consistent zou zijn. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank op juiste gronden heeft gehandeld en dat er geen aanleiding was voor een aanvullend onderzoek. De beroepsgronden van appellant worden verworpen, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18.2300 WIA

Datum uitspraak: 13 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 maart 2018, 16/1431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. El Haddouchi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. El Haddouchi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Z. Seyban.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als kok voor 38 uur per week. Op 23 november 2005 is hij ziek geworden wegens psychische klachten. Hij heeft vanaf 21 november 2007 een
WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ontvangen.
1.2.
De verzekeraar van de failliete ex-werkgever heeft om een herbeoordeling verzocht. Naar aanleiding daarvan heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 16,35% vastgesteld. Dit heeft geleid tot het besluit van 8 september 2015, waarbij is beslist dat de WGA-uitkering per 9 november 2015 wordt beëindigd. Bij het bestreden besluit van
3 februari 2016 is het bezwaar tegen dat besluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep van belang – het volgende overwogen. Het beroepschrift van appellant heeft aanleiding gegeven om psychiater F.B. van der Wurff als deskundige te benoemen. Ten aanzien van het rapport van deze deskundige is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zorgvuldig onderzoek en dat het rapport inzichtelijk is en consistent. De rechtbank volgt de psychiater dat vanuit psychiatrisch oogpunt geen aanleiding bestaat om niet met de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in te stemmen voor zover het daarbij gaat om beperkingen in de onderdelen “persoonlijk functioneren” en “sociaal functioneren”. Dat geldt ook voor het standpunt van de deskundige dat er vanuit psychiatrisch oogpunt geen reden is te adviseren tot een gehele of gedeeltelijke urenbeperking. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om daarna nog een verzekeringsarts als deskundige te benoemen om na te gaan welke overige beperkingen appellant heeft. Daartoe is overwogen dat de beroepsgronden enkel zien op het persoonlijk en sociaal functioneren en het niet aannemen van een urenbeperking en dat de deskundige zich hierover heeft uitgelaten. Voor het laten verrichten van een neuropsychologisch onderzoek (npo) heeft de rechtbank evenmin aanleiding gezien, omdat zij daar de toegevoegde waarde niet van inziet. Omdat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de in de FML opgenomen beperkingen, slaagt de grond dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn wegens de gestelde verdergaande beperkingen niet.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen npo heeft gelast. Een dergelijk onderzoek had juist meer duidelijkheid kunnen scheppen over zijn beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Verder heeft appellant het oordeel van de rechtbank betwist dat het deskundigenrapport inzichtelijk en consistent is en getuigt van een zorgvuldig onderzoek. De psychiater heeft immers een oordeel gegeven over de noodzaak van een urenbeperking terwijl dat volgens appellant niet tot zijn deskundigheid behoort. Tot slot is de rechtbank ten onrechte niet ingegaan op de arbeidskundige gronden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Terecht heeft de rechtbank overwogen dat als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie heeft zich hier voorgedaan. De door de deskundige gebezigde motivering in het rapport van 19 juni 2017 en met name het aanvullend rapport van 11 januari 2018 is overtuigend. De uitgebrachte rapporten, in onderlinge samenhang bezien, geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport niet te volgen. Om die reden kent de Raad evenals de rechtbank beslissende betekenis toe aan de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige.
4.2.
De beroepsgrond dat een npo had moeten worden gelast door de rechtbank slaagt niet. Een advies van die strekking heeft de deskundige niet gegeven. Wel heeft de deskundige bij beantwoording van de vragen 4a en 4b de suggestie gedaan dat eventueel een aanvullend npo, gericht op symptoomvalidatie en inventarisatie van met name de cognitieve beperkingen, meer duidelijkheid over de beperkingen zou kunnen geven. De wijze waarop de deskundige dit heeft geformuleerd en het feit dat hij zich ook zonder aanvullend npo (kennelijk) in staat heeft geacht een oordeel te geven over de FML en de daarin opgenomen beperkingen, gaf terecht geen aanleiding voor het benoemen van een neuropsycholoog.
4.3.
De grond dat het rapport niet inzichtelijk en consistent zou zijn omdat de deskundige rapporteert over de noodzaak van een urenbeperking ondanks zijn eerdere melding dat hij alleen een oordeel kan geven over het persoonlijke en sociaal functioneren, slaagt niet. Het Uwv heeft in het verweerschrift terecht gesteld dat de deskundige vanuit psychiatrisch oogpunt geen reden heeft gezien te adviseren tot een gehele of gedeeltelijke urenbeperking en dat dat in lijn is met wat van een deskundige mag worden verwacht.
4.4.
Anders dan appellant stelt, is de rechtbank in rechtsoverweging 18 wel ingegaan op de arbeidskundige gronden. Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn.
5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2019.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L. Boersma
md