ECLI:NL:CRVB:2019:573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet gemelde verkoopactiviteiten op Marktplaats
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de intrekking van bijstand aan appellanten is bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 1 januari 1997 bijstand naar de norm voor gehuwden op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van informatie van de gemeente Súdwest-Fryslân heeft een toezichthouder een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking dat appellanten via Marktplaats goederen verkochten, wat niet was gemeld aan het college. Het college heeft daarop de bijstand van appellanten ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat zij geen inlichtingenverplichting hebben geschonden, omdat het zou gaan om incidentele verkoop van privégoederen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verkoopactiviteiten niet als incidenteel kunnen worden aangemerkt, gezien het aantal advertenties en de aard van de verkochte goederen. Appellanten hebben niet aangetoond dat zij recht op bijstand zouden hebben gehad als zij de inlichtingenverplichting niet hadden geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met J. Tuit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.