ECLI:NL:CRVB:2019:593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid na auto-ongeluk
In deze zaak heeft appellante, na een auto-ongeluk, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante. Appellante had aangevoerd dat haar fysieke en psychische klachten onvoldoende waren meegewogen en dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking had aangenomen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts zijn onderzoek had gebaseerd op dossierstudie, anamnese en lichamelijk onderzoek, en dat de informatie van de behandelend psychiater niet leidde tot een wijziging van de vastgestelde belastbaarheid. De Raad concludeerde dat de medische informatie die appellante in hoger beroep had overgelegd geen steun bood voor haar standpunt dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend waren voor appellante, rekening houdend met haar beperkingen. De uitspraak werd gedaan op 21 februari 2019.