ECLI:NL:CRVB:2019:593

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
16/5797 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid na auto-ongeluk

In deze zaak heeft appellante, na een auto-ongeluk, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante. Appellante had aangevoerd dat haar fysieke en psychische klachten onvoldoende waren meegewogen en dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking had aangenomen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts zijn onderzoek had gebaseerd op dossierstudie, anamnese en lichamelijk onderzoek, en dat de informatie van de behandelend psychiater niet leidde tot een wijziging van de vastgestelde belastbaarheid. De Raad concludeerde dat de medische informatie die appellante in hoger beroep had overgelegd geen steun bood voor haar standpunt dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend waren voor appellante, rekening houdend met haar beperkingen. De uitspraak werd gedaan op 21 februari 2019.

Uitspraak

16.5797 WIA

Datum uitspraak: 21 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
9 augustus 2016, 16/1147 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Akdeniz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Akdeniz. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is werkzaam geweest als assistent secretaresse in opleiding. Na een auto-
ongeval heeft zij zich op 27 mei 2013 vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld met fysieke en psychische klachten. Naar aanleiding van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv, na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 16 april 2015 vastgesteld dat appellante met ingang van 25 mei 2015 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Bij besluit van 25 februari 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar
van appellante tegen het besluit van 16 april 2015, onder verwijzing naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het
bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit berust op een voldoende zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen reden is om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv over de belastbaarheid van appellante. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de informatie van de behandelend psychiater niet tot een gewijzigde belastbaarheid leidt en waarom hij de bevindingen van de fysiotherapeut onjuist acht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht niet passend te achten. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de functie wikkelaar, samensteller (SBC-code 267050) kan worden vervangen door de reservefunctie inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) indien de belastbaarheid op het item tillen zou worden overschreden, en dat dit tot hetzelfde arbeidsongeschiktheidspercentage leidt.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en de informatie van de fysiotherapeut en de behandelend psychiater ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Zowel de fysieke als de reeds lang bestaande psychische klachten zijn volgens appellante onvoldoende meegewogen in de beoordeling. De psychische klachten zijn na de auto-ongevallen verergerd en de verschillende behandelingen hebben haar niet gebaat. Zij moet daarom volledig en duurzaam arbeidsongeschikt worden geacht. In elk geval had het Uwv een urenbeperking moeten aannemen wegens een verstoorde energiehuishouding. Tot slot voert appellante aan dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten. Haar medicatiegebruik leidt tot een sterk verminderd reactie- en concentratievermogen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest wordt onderschreven. De verzekeringsarts heeft zijn onderzoek gebaseerd op dossierstudie, anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek en bij de huisarts opgevraagde informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante op de hoorzitting gezien en de in bezwaar verkregen medische informatie bij de beoordeling betrokken en gewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts inhoudelijk gereageerd op de informatie van 29 juli 2015 van psychiater J.P.M. Gerards. Appellante wordt dan ook niet gevolgd in haar ter zitting ingenomen standpunt dat het Uwv zelf een psychiater had moeten consulteren.
4.2.
Ook heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Met de fysieke klachten als gevolg van de auto-ongevallen is rekening gehouden door appellante beperkt te achten voor zware rug- en nekbelastende werkzaamheden. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat geen neurologische afwijkingen zijn gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is daarom terecht niet uitgegaan van de door de fysiotherapeut in een brief van 29 september 2015 gestelde diagnose WAD graad III. Over de informatie van psychiater Gerards heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 28 juni 2016 gemotiveerd geconcludeerd dat deze geen aanleiding geeft voor wijziging van zijn standpunt. De chronologische weergave van consulten over de periode augustus 2013 tot en met juni 2015 biedt naast de door Gerards gestelde diagnoses onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van meer beperkingen wegens psychische klachten. De informatie van de huisarts van 8 april 2015 biedt evenmin dergelijke aanknopingspunten nu daaruit volgt dat de testresultaten uit het neuropsychologisch onderzoek inconsistent en aspecifiek waren en daarom geen sprake lijkt van organiciteit. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat er geen indicatie bestaat voor het aannemen van een urenbeperking.
4.3.
De medische informatie die appellante in hoger beroep heeft overgelegd biedt geen steun voor het standpunt dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in diens oordeel dat de in de zorgovereenkomst van Idiomes van 27 september 2016 gestelde stemmingsstoornis een toestandsbeeld is zodat beperkingen daaruit niet kunnen worden teruggelegd naar de datum in geding 25 mei 2015. De depressieve klachten op de datum in geding zijn bovendien bij de beoordeling betrokken. De borderline persoonlijkheidsstoornis maakt appellante ongeschikt voor functies waarin langere relaties een rol spelen, maar in de geselecteerde functies speelt dat geen rol. Met de medicatie die appellante gebruikte op de datum in geding heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden.
4.4.
Uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst van 27 maart 2015 heeft de rechtbank terecht overwogen dat met de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet wordt overschreden. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben in het Resultaat functiebeoordeling van 9 april 2015 onderscheidenlijk een rapport van 24 februari 2016 inzichtelijk en toereikend gemotiveerd dat appellante met inachtneming van haar beperkingen deze functies kan vervullen.
4.5.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2019.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) W.M. Swinkels
md