ECLI:NL:CRVB:2019:594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 20 november 2013 ziek meldde vanwege rugklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Appellante was het niet eens met deze beslissing en ging in beroep bij de rechtbank Amsterdam, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat er sprake was van een groter wordend aneurysma en andere gezondheidsklachten die haar in staat zouden moeten stellen om de geselecteerde functies niet te vervullen. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde dat de aangenomen beperkingen in voldoende mate aansloten bij de medische problematiek van appellante en dat er geen medische gegevens waren die de stelling van appellante onderbouwden dat er meer beperkingen aangenomen moesten worden.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.