Uitspraak
16.6078 WIA
OVERWEGINGEN
.Bij afzonderlijk besluit van 3 juni 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 4 augustus 2015 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 16 januari 2012 ziek meldde met gewrichts- en urinewegklachten, ontving een WIA-uitkering. Het Uwv had in 2015 vastgesteld dat appellante niet meer in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Oost-Brabant bevestigde dit besluit in haar uitspraak van 15 augustus 2016.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid niet juist was vastgesteld en dat haar vermoeidheidsklachten, gerelateerd aan fibromyalgie, een urenbeperking rechtvaardigen. De Raad oordeelde echter dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de door appellante overgelegde informatie niet leidde tot een ander oordeel. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.