Op 19 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 27 oktober 2017. De zaak betreft de toekenning van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aan appellant, die eerder was beëindigd omdat hij langer dan de toegestane periode in het buitenland verbleef. Appellant had in 2013 een aanvraag ingediend voor een AIO-aanvulling, maar deze werd pas in 2016 opnieuw toegekend. De Raad oordeelde dat de AIO-aanvulling terecht met ingang van 23 augustus 2016 was toegekend en niet met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2014, zoals appellant had bepleit. De Raad stelde vast dat de telefonische vragen van kennissen van appellant over de betaalbaarheid van AOW en AIO geen melding waren als bedoeld in artikel 47d van de Participatiewet (PW). Hierdoor was er geen aanleiding om de aanvraag van appellant eerder te honoreren. De Raad oordeelde dat appellant niet tijdig had gereageerd op eerdere besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.