ECLI:NL:CRVB:2019:727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herstel van motiveringsgebrek door het Uwv in WAJONG-zaak met betrekking tot begeleidingsbehoefte en arbeidsmogelijkheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellant die een Wajong-uitkering ontvangt en wiens begeleidingsbehoefte door het Uwv in een eerdere beslissing onvoldoende gemotiveerd was. De Raad had eerder, op 18 april 2018, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het Uwv een motiveringsgebrek had. In de tussenuitspraak werd de verzekeringsarts opgedragen om de begeleidingsbehoefte van de appellant beter te onderbouwen.
Het Uwv heeft hierop gereageerd met aanvullende rapporten, waarin de verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige de begeleidingsbehoefte van de appellant hebben gemotiveerd. De verzekeringsarts concludeerde dat de appellant in staat is om eenvoudige taken uit te voeren, maar dat hij wel enige begeleiding nodig heeft. De arbeidsdeskundige bevestigde dat de geselecteerde functies, zoals productiemedewerker en inpakker, voldoen aan de begeleidingsbehoefte van de appellant.
De Raad oordeelde dat het Uwv met de aanvullende rapporten het eerder vastgestelde motiveringsgebrek had hersteld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.792,- bedragen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 februari 2019.