ECLI:NL:CRVB:2019:764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en medisch onderzoek
Op 7 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een appellant die zich op 28 augustus 2014 ziek meldde met rug- en psychische klachten, terwijl hij werkzaam was als productiemedewerker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie ziekengeld toegekend, maar concludeerde later dat hij per 28 september 2015 geen recht meer had op ziekengeld omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.
In het hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten dat zijn beperkingen, vooral psychische, waren onderschat. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing. De Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 22 oktober 2015 correct was en dat de geselecteerde functies voor appellant medisch geschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met L. Boersma als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 7 maart 2019.