ECLI:NL:CRVB:2019:768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van bijstand wegens verblijf in het buitenland zonder zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die in Nigeria verbleef, was uitgesloten van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de periode van 16 oktober 2016 tot en met 14 november 2016. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had deze uitsluiting gebaseerd op het feit dat de appellant langer dan de gebruikelijke vakantieduur van vier weken buiten Nederland was gebleven zonder toestemming. De appellant voerde aan dat hij wegens zeer dringende redenen, namelijk ziekte en ziekenhuisopname in Nigeria, recht had op bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van zeer dringende redenen die bijstand noodzakelijk maakten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat de medische verklaring van de appellant niet duidde op een acute noodsituatie. De appellant had na zijn ontslag uit het ziekenhuis ook ondersteuning van familie ontvangen, wat betekende dat er geen onoverkomelijke behoeftige omstandigheden waren die bijstandverlening onvermijdelijk maakten.
De Raad concludeerde dat de uitsluiting van bijstand door het college terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante wetgeving en eerdere rechtspraak.